Het bonbonnetje

Enkele maanden geleden werd ik bij lieve vrienden uitgenodigd om weer eens heerlijk te komen eten. Gezien de kookvaardigheid van de vriend sloeg ik dit niet af. Ik stapte in mijn kleine verhickel en ging op weg. De maaltijd was weer verrukkelijk en het toetje maakte het geheel af. Maar dat was niet alles. In de loop van de avond werd ik ook verrast door een uitgesteld verjaardagscadeau. Een mooi bruin verpakt vierkant doosje, versiert met rode linten en een sticker van een chocolaterie uit de Santpoortse Hoofdstraat, werd mij overhandigd. Ik opende het sieraad en snoof een heerlijke ambachtelijke geur van kwaliteit bonbon.

Een feestje zogezegd.

Na afloop van de avond stapte ik weer in mijn auto en deponeerde het feestelijke doosje naast me en reed naar huis. Immers ik wilde zo snel mogelijk genieten van de inhoud. Thuisgekomen smeet ik mijn jas op het bed en nam het doosjes mee en plofte in mij heerlijke relaxstoel.

Ik opende het doosje met de bonbon, snoof nogmaals de heerlijke geur op en moest me echt beheersen. Nee, niet direct één pakken en in je mond douwen, nee dit is kwaliteit dit moet op gepaste wijze worden genuttigd. Hier moet gepaste muziek bij. Ik liep naar mijn Cd’s en koos “De Bolero van Ravel” uit. Een muziekstuk waar de trom zachtjes ritmisch begint en in een chaos eindigt. Hetgeen ik ook verwacht in de beleving van het bonbonnetje. Ik zet de Bolero op, ga zitten, neem het doosje in handen en neem random een bonbonnetje uit de verpakking. Het bonbonnetje op de tong en schuif deze langzaam naar binnen als een cd op de houder. 

De trom van de Bolero gaf het ritme aan en de warmte van mijn mond en inwerking van het speeksel deden hun werk. Als vloeibaar lava droop de heerlijke chocolade mijn mond in. Het neemt bezit van je. Je eet dit bonbonnetje niet, nee het wordt één met je lichaam en ziel. Het is genieten van de bovenste plank. Langzaam druk ik het bonbonnetje tegen mij gehemelte aan en voel de de rand van de karamelvulling. Een tweede dimensie in smaak vult mijn mond. De Bolero in tempo qua smaak volgde met me mee. Wat een heerlijkheid wat een genot. Ik moet echt niet te snel gaan, immers de smaakexplosie moet gelijke tred houden met het muziekstuk. Langzaam kwam het hazelnootje aan de beurt. Ik dreef het met mijn tong naar de kiezen en op moment dat de Bolero zijn laatste wilde tonen ten gehoren bracht brak het door. 

Stilte!!!! 

Wat een genot, wat een heerlijkheid van chocolade, karamel en hazelnoot. 

Ik open mijn ogen, een kleine traan wegpinkend keek in het doosje. De verleiding was groot en ik kon me nauwelijks beheersen. Maar nee, dit is kwaliteit en daar moet je van genieten. Pas een paar dagen later nam ik een tweede. Het genot bleef twintig heerlijke momenten lang. Wat een bonbonnetje al niet met je doet. Mmmmm,

Het zicht

Het was op een mooie zaterdagavond toen het gebeurde. Ik kan, nu ik erop terugkijk, weemoedig om glimlachen. Niet alleen om hetgeen gebeurde, maar ook omdat het zo onnozel was in een tijd dat geluk nog heel gewoon was. Na een avondje gezellig darten in de campingkantine rekende ik de drankjes af, hees mijn korte broek op en vertrok naar mijn onderkomen op de camping. Eenmaal buiten bleek het pijpenstelen te regenen. De camping was matig verlicht en de regen was dusdanig heftig dat ik besloot om de kortste weg te nemen die ik voor ogen had. 

Helaas werd de maan, die wat meer licht had kunnen brengen door de donkere wolken afgedekt. Door de zware regen was het niet alleen erg nat maar ook donker. Bovendien eenmaal buiten merkte ik dat de drankjes een negatieve invloed had op mijn evenwichtsorgaan waardoor afstanden en de omgeving anders werd ervaren dan normaal. Op mijn weg kwam ik het speeltuintje tegen en achter dit speeltuintje lag mijn kortste route. Ik hoefde alleen maar een klein bosje door en dan had ik een behoorlijk stuk afgesneden.

Mijn toestand negerend trad ik de bosjes in, echter voordat ik het wist lag ik langgerekt tussen de natte bladeren.

Ik moest, zo bleek, eerst een kleine hindernis overwinnen in de vorm van twee gespannen ijzeren draden op een hoogte van circa 30 centimeter. En die had ik in mijn toestand niet gezien.

Paniek maakte van mij meester immers ik zag alles ineens zeer wazig. Ik ben een brildragend persoon en mijn bril was tegelijkertijd met mijn duikeling ook in de natte bladeren en tussen allerlei diverse flora verdwenen. Op de tast probeerde ik mijn zicht terug te vinden echter zonder resultaat. De kans dat ik op mijn bril zou gaan staan was zeer groot. Er bleef niets anders over dan brilloos naar mijn nederig stulpje  te wachellen. Maar dat was lastiger dan gedacht als je een paar extra biertjes op hebt, geen zicht hebt en tot je enkels in de natte plassen loopt, geen afstand kan inschatten. En tot overmaat van ramp er iemand je gedag zegt die je wel hoort maar niet meer herkent, immers alles is een bleur voor je. Ik keek zelfverzekerd omhoog en zei gedag terug alsof er niets aan de hand was. De kans dat ik de goede kant uitkeek was nihil. 

Nu moest ik nog een hindernis overwinnen en dat is de weg terug te vinden en deze volgen tot ik het slootje heb gepasseerd. Lukte dat niet dan had ik 100% kans om in de sloot terecht te komen en dagen nodig zou hebben om de slootgeur uit mijn poriën te krijgen. Het geluk was met me, wellicht omdat ik de route meermaals had afgelegd in dezelfde toestand. 

Maar ik was te snel blij, een scheerlijntje sneed me de pas af. Dat had ik te laat door. Het gras was weer erg dichtbij gekomen, dat merkte ik door het natte gevoel en omdat ik het gras goed scherp zag. 

Uiteindelijk lukte het me en bereikte ik mijn onderkomen. “Hoi schat” klonk het uit het slaapgedeelte. “Wat een regen hé, je zal wel nat zijn?’ Ik stak mijn natte hoofd even langs de rits en vertelde haar met een dikke tong en slingerend hoofd wat er was gebeurd. Ze schaterde van het lachen en jaren heb ik moeten horen om de korte weg te negeren. Ik droop af als een klein nat hondje. Ik pakte de maglite en met een reserve bril op mijn neus stapte ik over de scheerlijn en ging ik dezelfde weg weer terug. Nu met iets meer zicht dan op de heenweg. Midden in de nacht stond ik in de bosjes met een bundel licht te zoeken naar mijn zicht. Al snel hoorde ik weer een groepje lachend en lallend aankomen. Het waren de sjoelers. (Lees verhaaltje sjoelers). “He John ben je je eikel kwijt? Het is nog geen herfst dus je hoeft niet te zoeken hoor” Gevolgd door een daverende lachsalvo. Ook van hen hoorde ik nog jaren of ik het gevonden had. Mijn uitleg deed niet ter zake. Gelukkig na enige tijd in de bosjes te hebben doorgebracht waren de goden me goed gezind, ik vond mijn brilletje  terug. 

Inmiddels is er veel veranderd. De camping is een chaletpark geworden en alles wat was is er niet meer. Echter het toeval wil dat de bosjes achter de speeltuin nog steeds aanwezig zijn, zelfs de twee ijzeren draden zijn er nog. Hoe toevallig is dat toch dat mijn chaletje er 5 meter vanaf staat. Elke keer als ik uit mijn slaapkamer kijk zie ik de twee ijzerdraden waar ik dit avontuurtje door beleefd had. Niet alleen de sjoelers en mijn vrouw herinnerden me lang aan die natte gebleurde nacht. Ook de tijd laat mij tot op vandaag weten niet meer de korte weg te nemen.

Erbij

Om de medische mallemolen die ik het afgelopen jaar heb ervaren te relativeren, ben ik in de omgeving even een wandeling gaan maken. Ik vond dat ik het allemaal een plaats moest geven en achterlaten waarom een lichaamsonderdeel mij zo heeft laten schrikken. Natuurlijk kan het er niks aan doen als er invaders komen om zijn celstruktuur dusdanig aan te vallen dat het zijn functie verliest. En het zelfs niet kon verhinderen dat de invaders zich verspreiden over een deel van mijn lichaam. Dus wat relevatie en heroverweging hoe de toekomst er uit gaat zien was wel even op zijn plaats nietwaar. 

Maar goed dat allemaal even terzijde gelegd, liep ik in een laantje dat omzoomd werd met geurige vlinderstruiken en wilde rozen.  Als je zo loopt na te denken kijk je om je heen en vallen dingen op die normaal gesproken je aandacht zullen ontglippen. Mijn oog viel op een klein schepsel dat in de grasrand aan het worstelen was om haarzelf airborn te krijgen, hetgeen blijkbaar niet lukte. De liftoff vond niet plaats.

Ik hurkte met mijn vermoeide lichaam naar de bij. En vroeg mij af waarom deze bij niet zo bij was, immers de bij was vlakbij, ze bevond zich vlakbij een aantal bijenkorven waar het naar mijn mening toch wat veiliger is dan hier worstelend in het gras. Aangezien ik met dieren toch een speciale band heb en ik het vermogen heb om met enkele dieren te kunnen communiceren vroeg ik haar wat er aan de hand was. Ze liet haar beiden achterpoten zien met aan beide pootjes een behoorlijke lading geel stuifmeel. “Ah” zei ik “ Je ben wat zwaar beladen en heb je wellicht ook wat teveel nectar verorberd?” vroeg ik haar. “Ja, ik kan je wel helpen hoor maar zal je me niet steken?” Zoem zoem vleugelde ze, waarop ik er op uit maakte dat ze dat oké vond.

Heel voorzichtig bracht ik mijn wijsvinger naar haar toe. Ze kroop langzaam maar zonder angst op mijn vinger en bracht haar omhoog. Ik liep naar de eerste de beste korf om haar daar neer te vleien, echter ik stuitte op nogal wat weerstand van het daar aanwezige bijenvolk. Toen ik mijn hand naar de korf bracht, werd mijn hand binnen de kortste keren bekleed met een tientallen bijen die hevig trillend met de lijfje en zoemend met de vleugeltjes duidelijk maakte dat ze niet gediend waren van mijn benadering. De warmte die ze in zo’n korte tijd bewerkstelligde was enorm. Ik was bezorgd voor de toestand van de bij die op mijn vinger, die hopelijk nog aanwezig was. Het verbaasde me dat geen enkel bij mij stak. Wellicht doen ze dat alleen bij heel groot gevaar als de koningin bedreigd wordt.

En daar stond ik dan, wat heb ik verkeerd gedaan. Ik weet dat bijen door het opwekken van oververhitting indringers proberen te doden Dus ik was best wel ongerust over de toestand van de bij op mijn warm geworden hand. Toen ik echter verder keek dan mijn mijn neus lang was zag ik nog een tweede hive. Ik dacht o jeej, zou ik bij het verkeerde volkje de bij hebben aangeboden. Ik trok mij terug en de bijen vertrokken weer naar hun eigen hive. De bij zat nog op mijn vinger, alhoewel gezegd mag worden dat haar toestand er niet beter op was geworden. Haar lijfje ging heftig op en neer. Wellicht van de stress en de oververhitting die zoveel bijen teweeg kunnen brengen. Maar gelukkig was de bij nog bij. En hield ze zich goed vast aan mijn vinger. 

Ik keek haar aan, en alsof ze wist wat ik wilde vragen vloog ze zonder om te kijken met alle kracht die ze nog had recht naar de andere korf toe. En dat geeft ook niet, dat ze niet even omkeek. Immers dat kunnen ze niet. Dus nam ik maar aan dat het wel haar bedoeling was geweest om dankbaar even om te kijken, immers als ik haar niet een lift had gegeven ze nu nog in het laantje was, aan het worstelen om op te stijgen met een teveel aan stuifmeel aan haar pootjes. Ik neem aan dat het stuifmeel ook een houdbaarheidsdatum heeft om binnen de korf verwerkt te worden.

Opgewekt van dit avontuur vervolgde ik mijn weg.

Even verder op zag ik een eenzame rode mier driftig in een kringetje rondlopen. Even ging mijn gedacht uit naar de bij en haar soortgenoten die mijn hand bekleden. Ik liet het schepsel gaan immers een handvol rode mieren leek mij noagal een uitdaging die ik liever niet ter hand nam. En bovendien ik spreek geen rode miers daar heb ik de feromonen niet voor.

De Sprong

Op een niet nader te noemen camping heeft een nieuwe viervoeter zijn intrede gemaakt. Een klein hondje genaamd Switch. Het is een heel klein hondje waartegen mensen direct met verkleinwoordjes allerlei baby geluidjes gaan maken. Tegelijkertijd moet je ook alert blijven en hem in de gaten houden waar hij loopt, immers een schoenzool bedekt hem met gemak. Nu is Switch een mannetje, het kleinste mannetje op het veld waar ook zijn baasjes verblijven. Je kunt dus wel begrijpen dat ik een beetje medelijden heb met Switch. Want kijk, als je nu het kleinste teefje bent is er geen probleem, alle mannetjes zijn dan groter. Maar ben je het kleinste reutje dan zijn alle vrouwtjes groter. En dat lijkt me knap frustrerend. Je ziet ‘m dan ook regelmatig trillen van opwinding, zijn hormonen gieren door zijn lijfje. En de teefjes worden er niet kleiner op. Nu is het geval dat bij Switch gisteren zijn knietje uit de kom(metje) is geschoten. De commotie in de tent was niet te overzien. Het probleem echter was dat niemand wist hoe dat nu kon gebeuren. Ik denk te weten dat hij stiekem de sprong heeft gewaagd, dus ook verplicht ben om een en ander uit de doeken te doen. Ik neem je dan ook mee in mijn beeld.

Dit beeld is op ooghoogte van een verfijnde teef hond, dat weldra een verrassing zal ondergaan.

Goed gemutst snuffelt een fors teefje in het rond en vindt weldra een spoor van geuren dat een mengeling is van feromonen, verteerde hondenbrokjes en groene klavertjes. Voor haar een moment om even bij stil te staan immers de geuren zijn dusdanig dat haar interesse is gewekt. Op het zelfde moment rent Switch zo onschuldig als hij is door de tent zijn eigen minuscule staartje achterna en beland pardoes door de scheidingswand van de tentdeur en het muggennet op het gras. Hij ziet nog net is zijn ooghoek de weelderige teef langzaam rondsnuffelen richting zijn onderkomen lopen. Hij twijfelt geen moment en stapt, nog vol adrenaline van het gejaag achter zijn staart, naar zijn doel. Nu of nooit moet het zijn geweest, het moet toch een keer lukken. Want wat zijn baasje kan kan ik ook, zo klonk het in zijn gedachte.

Nog steeds op ooghoogte zie ik schuin achter het blonde teefje Switch met een onoverwinnelijk grommetje een aanloop nemen om vervolgens in volle gespreide vlucht het teefje te bestormen. Maar Switch is klein dus eenmaal geland was hij niet daar waar hij wilde landen, sterker nog hij zat zo’n beetje klem tussen haar beide achterpoten. Ik zag de ogen van het teefje tweemaal zo groot worden van verrassing en opperste verbazing, ze slaakte een schril gepiep. Ze keek achterom maar zag niets, terwijl ze weldegelijk een dwingend krabbelend gevoel onderging. Ze sprong in de rondte om van het vreemde gevoel af te komen. Maar Switch was met een onoverwinnelijke kracht met zijn beide achterpootjes bij zijn doel aangekomen. Het teefje bleef pardoes staan.

Om te kijken waar Switch was gebleven ging ik langzaam omhoog en zag eerst twee kleine heftig ritmisch bewegende oortjes en twee kleine kraaloogjes gevolgd door iets wat ik nog nooit bij een hond heb gezien, een brede glimlach. Na zijn daad keek hij echter verschrikt naar beneden, en je hoorde hem bijna denken, Jeej da’s hoog!?

Helaas was hij bij het neerkomen minder fortuinlijk en bezeerde zijn knietje. Met een onschuldig smoeltje hinkte hij zo snel mogelijk de tent in, die vervolgens ontplofte van emotie. De twee baasjes vlogen uit hun concentratie bij een spelletje keezen, vlogen tegen elkaar aan om Switch op te rapen en met hoge troostende stemmen zich af te vragen wat er nu aan de hand was met hun lieve Switch. Allerlei ernstige mogelijkheden passeerden de revue. Met rokende banden verdwenen ze in allerijl met Switch naar de dokter, alwaar een knietje uit de kom(metje)werd geconstateerd. Het kon Switch allemaal niet boeien, immers hij had zijn overwinning geboekt door de sprong te wagen. Dus vrienden weet dat het onmogelijke altijd mogelijk is, als je er maar voor durft te gaan. Waag de sprong.

Duim

Duims

Het was op een vrijdagmorgen. Ik zat samen met mijn poesje op schoot verheerlijkt achter een kopje koffie te schuilen, toen mijn smartphone mij vertelde dat er iemand aandacht vroeg. “Hallo met mij” zei ik verwachtend dat diegene die mij belde wel mijn voornaam wist. “ Hoi met Rich. Zeg kan jij voor mij iets doen” vroeg hij. “Maar natuurlijk gozert, wat moet er gebeuren mijn vriend.” “Nu ik ben met een klus bezig en ik kom nog wat balkjes tekort en ik heb geen tijd om ze te halen. Zou jij dat voor me kunnen doen” Aldus de prof timmerman. “Maar natuurlijk man, vertel maar wat je moet hebben.” “Kan je 10 stuks 2 duims balkjes voor me halen van 210” “Joh, ik ben al op weg”

Kijk een vriend moet je altijd uit de nood halen. Hoe makkelijk kan het zijn. Je haalt wat, levert het bij zijn werkplaats af en klaar. Hij tevreden toch?

Ik leg mijn poesje vredig neer in haar mandje hak de koffie naar achteren – jaaaa echt werkmanstaal hè – en in de auto op weg naar de Hornbach. Het zonnetje scheen en de autoweg gleed gedwee onder mijn auto door.

Aangekomen bij de handel werd het mondkapje opgezet en met de gedesinfecteerde kar naar de afdeling groothandel. Afdeling hout. Aldaar aangekomen ging ik zelfverzekerd op zoek naar de twee duims balkjes als gevraagd. Maar dat bleek niet zo eenvoudig immer ik ben bekend met het metrische stelsel en niet met hetgeen mijn vriend de timmerman werkt. Dus na lang zoeken vond ik nergens een aanduiding van duims balkjes. Dus ik groef in mijn breinlades naar de historie van de oude lengte maten zoals EL en de Duim. Nu is logisch nadenken van reduceren en deduceren ook een manier om ergens achter te komen. Dus een EL zal afgeleid zijn van de lengte van de ellepijp aan de onderarm, zo zal de duim dus de lengte van de duim moeten zijn. Maar dat is niet zo simpel want is het gemeten van de binnenkant van de duim, of de buitenkant van de duim of wellicht alleen het topje van de duim. Ik nam het zekere voor het onzekere en dacht kom laat ik het aan een kenner alhier vragen.

Zo gezegd maar niet zo gedaan, immers als je iemand nodig hebt dan staan er drie van die medewerkers in je presentatiegang te ouwenelen. Maar heb je er eentje nodig dan lijkt het wel of ze als bange ratjes uit de ramen zijn gesprongen. Dus even opzoek en ja hoor daar in een hoekje stond een medewerker gekleed in de juiste kledij die aangaf “wij helpen u” of zo iets. “Hallo jongeman”, vroeg ik beleeft, “kunt u mij helpen. Ik ben op zoek naar twee duims balkjes van 210 voor mijn vriend de timmerman” “Ehhhh, tja eh meneer maar natuurlijk, gaat u maar mee.” Op gepaste afstand volgde ik de jongeling die mij niet ouder dan een jaar of 18 leek, dus ja oude lengte maten, dat kon nog weleens een dingetje zijn. Maar goed aangekomen bij het hout zocht hij als ik al gedaan had naar de betreffende balken. Ik zag hem wat bedenkelijk kijken, keek mij even aan en vroeg “twee duims hè meneer?”

Ja knikte ik. Hij liep naar de hoek van de stelling pakte daar een van die kartonnen meetlinten en was blijkbaar tot dezelfde conclusie gekomen als ik. Hij mat zijn duim op en knikte voldaan. Hij liep naar de stelling en zei kijk meneer dit moeten de twee duims balkjes zijn van 210. Hij haalde er een exemplaar uit. Ik bedankte hem voor zijn hulp en opgetogen van zijn goede daad huppelde hij verder.

Ik schoof de balk naar me toe en las dat het volgens de metrische maat een 10×10 balk was. Maar ja het was gemeten door een jongeman met kleinere handen dan ik dus ook een kleinere duim. Ik was gelijk alert. Liep naar de hoek van de stelling pakte een meetlint en mat de binnenkant van duim 7 cm dat 2 maal en klaar. Mooi vlak naast de balken van tien lagen die van veertien. Maar ik moet zeggen dat waren geen balkjes meer zoals mijn vriend de timmerman zo luchtig aan mij vroeg.

Maar goed ze waren twee duims. Dus opladen en op naar mijn Cliootje. Tja tien balken van veertien bij veertien dat is een gewicht. Banken plat, stoel naar voren en de vier wielen van mijn Clio stonden ietwat uit het lood, maar jeej dat mag de pret niet drukken, immers ik had mijn vriend geholpen. Rustig met de lading naar zijn werkplaats gereden alwaar een andere vriend Jer de balken in ontvangst nam. “Jeetje, wat een knoerten waar is hij mee bezig zeg” zei hij nog vrolijk. “Tja hij het heeft het gevraagd zo.” Ik stak mijn 2 duim op en nam afscheid.

S-avonds lag ik heerlijk op de bank, met een colaatje vieux naar een herhaling van eigen huis en tuin te kijken, ging mijn smartpfone af. Het was die vriend, wat heb ju nu gehaald. Trots zei ik “nou wat je vroeg, balkjes van 2 duim. En ik heb het de verkoper zelf op laten meten en vertaald naar die van mij en mijn duim is 7,3 cm lang. Dus maal twee heb ik balken van 14×14 gehaald, precies goed toch en zijn ze iets te breed dan kan je het overtollige precies zo afschaven als jezelf wilt, mooi toch?”

Het was lang stil aan de andere kant, toen hoorde ik een zucht en iets wat leek op lachen of huilen dat kon ik niet goed genoeg plaatsen en daarna een klik. Ach dacht ik nog wat fijn toch dat hij zo ontroerend blij is dat hij geen woord meer kan uitbrengen. Maar dat was ook de enige keer hoor dat ik een boodschap voor hem hoefde te doen. Geweldig toch, daar ben je vriend voor. Ik gleed weer achterover en genoot van weer een heerlijk slok cola-vieux. “C’est la vie.”

De Johnnies

Alhoewel ik zo af toe wat verhaal over mijn persoonlijke belevenissen, is het echter vaak dat het verhaal is gelardeerd met onzinnige toevoegingen en uitvergrote acties. Zelden zal ik echt tot de kern van iets persoonlijks doordringen. Dit om de lezer niet onnodig te informeren over mijn privé leven. En toch zal ik nu voor een keer wat dieper ingaan op een wonder dat ik heb mogen meemaken. Een levend en gezond wonder dan wel.

In een discussie op een van mijn wekelijkse sportavonden bij DartCafe Nol, probeerde een barganger mij duidelijk te maken dat celdeling in het huidige penitentiaire systeem toch haalbaar zou moeten zijn. Een mede barganger ging er geamuseerd op in, echter mijn ingang van de discussie werd op een geheel ander vlak in mijn hersenpan verwerkt. Er was een tijd immers dat celdeling voor mij en mijn vrouw niet geheel vanzelfsprekend was. Kijk in mijn vruchtbare tijd was celdeling een belangrijk aspect om de soort in stand te houden ergo mijn persoon en mijn partner in één persoon te klonen. Ik moet zeggen uiteindelijk is dat redelijkerwijs één maal gelukt.

Het kostte echter wel veel inspanning. Mijn visjes hadden blijkbaar veel moeite om het ei te penetreren. Toen eenmaal het besluit was gevallen om een spruit in de wereld te laten komen was er nog niets aan de hand en rampetamp je dat het je een lust is om resultaat te genereren en om je testosterongehalte weer in evenwicht brengen. Maar je verlangt op den duur toch ook wel naar de gewenste celdeling met als een spruit tot gevolg. Het matras werd enige jaren stevig onderhanden genomen echter zonder resultaat. Het lukte niet direct dus?

Op weg naar de specialist. In een kamertje, met een bakje, kijkend naar iets opwindends produceerde ik door het fenomeen wrijving een kleine hoeveelheid kleine vrolijk spartelende johnnies. Alhoewel ze niet met het blote oog te zien zijn, waren ze wel degelijk aanwezig. De lol was echter van korte duur. Uit onderzoek bleek dat mijn johnnies waren geboren zonder helmpjes. Ja inderdaad je leest het goed, Ze hadden allemaal geen helmpje op waardoor het doordringen in de lichtgevende heldere ster in het vrouwelijke walhalla niet mogelijk was. Kijk op het moment van loslaten, zwommen ze vrolijk in de rondte en geen enkele Johnnie had natuurlijk door dat er iets niet klopte. Ten eerste omdat ze er allemaal hetzelfde uitzagen; hoofdje, staartje, geen helmpje. En ten tweede ontging hun het doel. TomTom was helaas nog niet in nanovorm beschikbaar. Met gezonde spoed knalde ze tegen de kern aan en stuiterde net zo hard weer terug als een skippybal op het gras. Daar gingen ze maar mee door tot ze er bij neervielen en het resultaat tot nul reduceerde.

Na veel beraad en overleg werd mij een hormonale medicijn toegekend dat de oplossing bleek te zijn, niet alleen kregen hierdoor de Johnnies een helmpje aangebracht maar werden ze ook nog uitgerust met enorme schouderplaten zo sterk als American footballers. Het ei werd doorbroken en voila na enige tijd groeide er een prachtig kereltje, dat nu inmiddels is uitgegroeid tot een prachtige man. Ja natuurlijk werd hij eerst geboren. Kijk dat ging dus door mijn hoofd tijdens de celdelingsdiscussie. Wat een wonder toch hé, geboorte in het bijzonder en geneeskunde in het algemeen.

De Sjoelers

Het is alweer een tijdje terug in een tijd waar geluk nog heel gewoon was. En iedereen je goedemorgen wensten als men elkaar tegenkwamen. Waarin een kinderfeest nog gewoon een feest was. En dat is nog niet eens zo lang geleden hoor. Het was zo rond eind Juli begin Augustus. Wij waren neergestreken op een prachtige familiecamping, zoéén waar iedereen iedereen kent en waar je s-avonds met zijn allen rond een grote vuurkachel verhalen en lollige anekdotes vertelden van voorgaande jaren. Zo van: “Weet je nog dat Otto zo dronken was dat hij voorover in de sloot viel toen hij zo nodig moest plassen.” Of “Ik heb heb zo gelachen toen Frank dronken de bosjes inreed. (verhaal De afdaling )

Metname in de weekenden was het altijd een feest waarbij het bier en andere dranken rijkelijk vloeiden. Bij mooi weer werden er s’middags diverse spellen gespeeld dat gedurende de tijdsduur steeds joliger werd omdat de hoeveelheid alcohol zeker zijn werk deed, met alle hilarische gevolgen van dien. En s’avonds als het donker werd kwamen de pokerkaarten tevoorschijn om een gezellig potje poker te spelen waarvan de inzet met centen en dubbeltjes werd gespeeld. Echter gedurende de tijd veranderden de spellen en een van de spellen was sjoelen, jazeker sjoelen.

Ik mag er eigenlijk niet over schrijven van deze lieden omdat ze bang waren uitgelachen te worden, vraag me niet waarom maar ach wat the fuck ik schrijf er lekker toch over, omdat het zo leuk was. Immers niets is zo leuk om iets te doen wat niet mag. Illegaal schrijven heet dat. En bovendien is het delict verjaard zal ik maar zeggen. De spanning en het 007 gevoel heeft bij mij nu de overhand.

Het plaats delict was een een matig verlichte louche diepe caravan met voortent met 1 ingang/uitgang, waar de rook dik en vettig boven de tafels hing. De kort gejurkte en laag uitgesneden tentjuffen liepen af en aan met drankjes, hapjes uit de magnetron en een goed karakter. Plassen deed je in de natuurlijke omgeving, daar waar Otto het ook deed.

Een aantal mannen en vrouwen gebogen over de lang tafels roezemoezend over tactieken, spelinzicht en resultaat. Onverwachte spelwendingen waren niet te tellen en menigeen waarde zich al uitgespeeld om vervolgens als winnaar op te springen. ‘Yes, Yes, alles erin!” Echter zo’n kreet van opwinding werd snel de kop ingedrukt, immers we waren illegaal bezig, weet je nog. Snel werd er even met ingehouden stem naar de ingang gekeken. Wachtend op een kreet vanaf buiten die wilde weten wat men dan wel niet deed. Een zucht van opluchting volgde toen het stil bleef en men vervolgde de activiteit. De houten ronde stenen vlogen over de lange banen, het harde geluid van het hout tegen hout weergalmde verraderlijk door de tent over de campingweide. Het geroezemoes hield op en de winnaar was bekend. Nee geen prijzen of iets dergelijks immers de lol en het lekkere eten en drinken was al een feest op zich. Men bleef nog lang napraten en de lollige verhalen vlogen over de lange tafels waarin de sjoelschijven netjes waren opgeborgen.

Laat in de nacht zwermden de spelers haastig ietwat slingerend uit naar hun slaapvertrekken. Even later lach ik ook in mijn bed en overdacht het geheel. Ik wist niet dat sjoelen zoveel spanning met zich meebracht. Lachend viel ik in een eerst slaap bij de herinnering van de bijnamen die men elkaar gaven, ze waren enerverend; sjoeldelatoeret, sjoeldeboels, sjoeldeelder, sjoeldekorte, sjoelhamel, sjoeldaat, etc. etc. Heerlijk toch zo’n leven.

De Zalmmoot

Het was september 2017 dat ik mij en mijn toenmalige lieftallig vriendin Frankrijk rondstruinde om de stress van de laatste jaren van mij af te laten glijden. We hadden ons kamp (leuke caravan) opgeslagen in het centraal gelegen Déols naast de plaats Chateauroux, zo ongeveer 270 km ten zuiden van Parijs. Een schitterende omgeving waar je alles kunt vinden als rechtgeaarde toerist. Maar ook als toerist heb je zo je dagelijkse dingen te verwerken, zoals boodschappen doen voor de dagelijkse versnaperingen en avond eten, tenminste als je niet iedere avond gaat uit eten. Nu ook vandaag was het zover en moest ik mij onttrekken aan de warmte van de 22° zon. Boodschappen doen was dus het devies. Een klein kwartiertje rijden reden wij de parkeerplaats op van de plaatselijke supermarkt Carrefour. Zo’n enorme supermarkt waar je alles kunt kopen. Ik had mij voorgenomen om ons vandaag eens lekker te verwennen met een visje, begeleid met een heerlijke salade en gebakken aardappeltjes, als avondmaal. Op naar het département des poissons. Ja ja Frans hè, waarin ik nu niet bepaald in uitblink, sterker nog het ontbreekt mij aan de nodige kennis. Kijk bonjour en Aure Voir gaat nog wel maar daar houd de kennis dan ook op. Wellicht bij toeval dat ik nog wat kan uitvogelen maar dat is dan ook toeval. Al van verre zag ik haar, la femme des poissons. Een kleine jonge Franse deerne met een mooi blauw mutsje, dat haar lange opgebonden zwarte haren verborg. Er waren geen klanten dus ik was als eerste aan de beurt. Dus ik hoefde geen nummertje te trekken. Ze vroeg in onvervalst Frans, “que peut-ik être” -dacht ik te verstaan- ofwel “wat mag het zijn” of zo iets. Ik wilde vragen om een moot kabeljauw dat daar heerlijk lag te glimmen in het ijs. Maar dat was nog niet zo eenvoudig, immers hoe vertel je haar dat. Er liggen namelijk in de buurt van de zalm ook nog vele andere vissen. Dus als ik het aanwees begreep ze dan welke ik wilde. Maar ik werd ook nog behoorlijk afgeleid door haar presentatie dus ik wees de zalm aan en stamelde naar ik dacht iets onduidelijks. Ik werd namelijk overwelmd door haar grote donkerbruine ogen die achter haar zwarte wimpers helder en oprecht de wereld inkeken. Ik had helaas geen reddingsvest aan, dus ik viel in die donkerbruine donkerte en verdronk. Het eerste dat ik weer zag was een jeu de boules baan. Zij was er ook, maar zonder het blauwe mutsje. We liepen hand in hand, met naast haar aan de riem een grote kabeljauw die gezellig fluitend het Frans volkslied floot en op zijn twee voorste vinnen met ons meeliep. Ze stopte voor me en ging op haar tenen staan en keek mij liefdevol aan. Ze tuitte haar lippen en ik volgde haar geste. Ik schrok want langzamerhand veranderde ze in een kabeljauw en ze riep “Allo monsieur, allo, allo.” Er werd zachtjes op mijn schouder getikt. De donkerte om heen verdween. Daar stond ze weer, een zakje met mijn stuk kabeljauw in haar slanke hand. Ze had me dus begrepen, gelukkig. “Dat is dan 4 euro 55 monsieur.” zei ze in het zuiverste Frans dat je maar kunt bedenken. Ik grabbelde 5 euro uit mijn zak en stapte verdwaast uit haar aura. Volgende keer maar gewoon weer een stukje vlees, want daar staat een dikke cochon achter de toonbank. Dus kan me niks gebeuren. Mzzls en viva la Hollandaise.

Het ongemak

meloenen

Nog niet zo lang geleden woonde ik een feestje bij, waarin op de late avond de nodige sterke verhalen de revue passeerden. Zo vertelde een man Arie genaamd, dat hij onlangs zijn mooiste en langste nacht met een blonde stoot had doorgebracht. Terwijl hij vertelde, observeerde ik de man en kwam tot de ontstellende ontdekking dat zijn uiterlijk niet geheel overeen kwam met de gemiddelde verlangens van een blonde stoot. Als ik hem zo zag zitten, kon ik me er niets bij voorstellen en toch had hij dat beleefd.

Mijn nieuwsgierigheid was gewekt en wat later op de avond kwam ik met hem in gesprek en vroeg hem terloops, hoe hij met zijn in sterke verval geraakte fysieke toestand, er toch in was geslaagd om deze blonde stoot een gat in het bed te nummeren. Het bleek ene Agnes te zijn. Haar beeltenis in zijn geheugen was al 43 jaar hetzelfde, hij zag haar voor het eerst toen ze 26 was. Mijn zelfvertrouwen vloeide weer terug. Immers leeftijd speelt een rol nietwaar. Ondanks dat bleef ik toch nieuwsgierig en vroeg hem hoe hij het voor elkaar had gekregen om dat gat in het bed te verwezenlijken. “Blauwe pilletjeszei hij,dat is mijn geheim.Tja, dat had ik zelf kunnen bedenken, maar ja ik ben daar zo naïef in.

Dit gesprekje bleef me maar achtervolgen en het dwong me een proef op de som te nemen, immers je moet in je leven toch alles hebben geprobeerd. Op naar de apotheek en wat blauwe pilletjes gehaald.

Eenmaal thuisgekomen dacht ik, wees slim en probeer er eerst eentje uit en kijk wat het effect is. Snel en verwachtingsvol nam ik een pil en dronk er een bacootje achteraan. Volgens de beschrijving een half uurtje wachten alvorens je enig effect kan ervaren. Er gebeurde niets, wel begon mijn rikketik af en toe wat heftiger te werken maar daar bleef het dan ook bij. Het zal wel aan mijn snelle stofwisseling liggen, dacht ik. Ik zal er wel twee nodig hebben. Dus nog maar eentje. Weer een halfuurtje wachten en nog steeds niets.

De ochtend verliep zonder opwinding. Gedurende de wachttijd had ik een boodschappenbriefje geschreven. Ik was van plan die avond lekker thuis te gaan wokken met een meloensalade na, heerlijk.

Op weg naar de supermarkt sloeg het zweet tegen de voorruit aan, zo warm had ik het. Terwijl het buiten toch echt maar een graadje of 18 was. Ik zette de airco op hoog. Aangekomen in de winkel pakte ik een karretje en begaf me naar de groente afdeling. In mijn ooghoek zag ik dat de voorraad meloenen redelijk aan zijn eindje was.

Het leek me verstandig om eerst een meloen uit te zoeken. Voor de meloenenstand pakte ik twee meloenen om deze op rijpheid te testen. Voordat ik het wist bleken deze twee meloenen de trigger te zijn waarop de beide pilletjes hadden gewacht. Zwelgje kwam in actie midden in de supermarkt. En daar sta je dan, alsof de luchtaanvalssirene en een fanfare tegelijkertijd zijn intrede doen.

Geschrokken en ongemakkelijk keek ik om me heen, een jonge dame keek me verbaasd aan. Om me een houding te geven glimlachte ik en zei “rijpe meloenen hè”, snel trok ze haar jasje dicht en liep snel verder. Ik hoopte maar dat ze geen muiter van een vriend ergens had loslopen. Ik trok het winkelwagentje strak tegen me aan en keek verschrikt om me heen. Naar beneden kijkend fluisterde ik “af, ga liggen, ik sta hier voor L” alsof dat zou helpen. Denk aan iets lelijks, kijk om je heen, maar nee zwelgje bleef in opperste paraatheid. Paniek overviel me en ik dacht, afkoelen die handel. De koelafdeling daar moet de oplossing liggen.

Ik keek snel naar een gemakkelijk te hanteren afkoel-middel, en ja hoor daar lag het. Kipfilet dat is makkelijk te verwerken. Ik haalde snel een exemplaar uit de verpakking en plaatste deze snel en gewiekst op de plek des onheils. Het werkte, de cooling down deed zijn werk. Snel naar de kassa om de lege filetverpakking af te rekenen. Op de non-verbale vraag van de kassière, antwoordde ik snel “honger hè”. Ik wist niet hoe snel ik naar de parkeergarage moest komen, langs de sigarettenwinkel de trap af en naar de auto. Puffend in de auto, het gevaar van ontdekking ontkomen.

 Daar zat ik dan na een half uur, het angstzweet op mijn voorhoofd en zonder boodschappen.

Ik moest toch echt boodschappen hebben en oh mijn god weer naar die meloenenstand. Tot overmaat van ramp zag ik aan het eind van de parkeergarage de jonge vrouw uit de supermarkt wijzend naar mijn auto, met naast haar een muiter van een vent. Tegelijkertijd werd er op mijn raam getikt. Daar stond Arie. Ik deed het raampje omlaag en vroeg wat er was. Hij zei; “Jij was toch ook op die avond, toen ik mijn verhaal deed over die blonde stoot?” “Ja” zei ik. “Nou, dat was maar een grap hoor. Toen ik je in de auto zag zitten dacht ik, moet het toch even duidelijk maken.” Ik stak quasi mijn duim op van goedkeuring, maar inwendig kon ik hem wel naar een plek onder de madeliefjes wensen. Even viel er een schaduw over mijn auto. De muiter en de jonge vrouw waren gearriveerd. Hij pakte iets uit zijn zak en ik voelde de dreiging. Gelukkig waren het zijn autosleutels en biep, biep de lichten van de auto naast mij flikkerde aan en uit. Ze stapten in en reden weg. Pfff, aan een blauw oog ontkomen. Ik heb nog een uur in de auto gezeten om daarna de gok te wagen om boodschappen te doen. Voor de zekerheid maar niet langs de meloenenstand. Echter ik heb me nooit gerealiseerd dat kadetjes hetzelfde effect bewerkstelligen, echter een kipfiletje was niet meer nodig. Blauwe pilletjes een zegen voor de één en een ramp voor de ander.

De Afdaling

de afdaling

Het is alweer een paar jaar geleden, echter de pret aan de herinnering wordt er niet minder door. In de zomermaanden verbleven wij als gezin op een leuke familie-camping, waar iedereen ook iedereen kenden. Gedurende deze maanden werd er onderling veel georganiseerd en zo ook wedstrijden darts. Echter de camping had daar geen ruimte voor, dus weken wij uit naar de nabij gelegen jachthaven. Zo ook die bewuste vrijdagavond. De jachthaven was voor ons “the place to be.” Frenk, Tom, Mitch, Juriaan, Joe en ik gingen zo verstandig als we waren per fiets, immers 500 meter lopen kon wel eens na afloop te ver te zijn. Rechtdoor en vol verwachting fietsten we binnen 3 minuten naar het clubhuis van de aldaar bekende boten-elite.

Vol van plezier en gekkigheid werden we door de uitbater verwelkomt met een heerlijk bruin flesje Amstel bier. Om je eigen flesje bier te herkennen merkten we deze met enkele krassen in het label. De darts werden tevoorschijn gehaald en de wedstrijd kon beginnen. De wedstrijden volgden elkaar snel op alsook de flesjes bier, hetgeen de scherpte nou niet bepaald ten goede kwam. De grappen en grollen volgden elkaar in rap tempo, Juriaan was een meester in het verzinnen ervan. Menigeen bulderende van het lachen als Tom weer een rondje bier besteld aan de bar. Tom was de kleinste van het stel en moest bijna op zijn tenen staan om de darts uit het dartbord te kunnen halen. Als hij een rondje bier ging halen, kwam er steevast een opmerking. “He Ruud, vraag je wel om zijn legitimatie” of “Druk een paar flesjes in zijn knuistjes, hij kan er niet bij.”

De avond vorderde gestaag en later op de avond kwamen nog twee flinke innemers Joop en Theo ons aanmoedigen. Ze voegden zich geruisloos als een rits in de hoeveelheid aangeboden flesjes. Lol alom en voordat je het wist waren de potjes darts voorbij. Maar nog niet de lol. Tom en Mitch waren 2 goede zangers. Dus nadat de darts in de etui’s waren verdwenen werd de bar bezet en het bier vloeide rijkelijk verder. De microfoons werden tevoorschijn gehaald en het gezang werd ingezet. Voordat je het wist was het half vier, de zon liet in het oosten zijn eerste stralen langs de aardbol stralen. Het was tijd om te gaan, we hesen ons van de barkruk en voelden dat het bier zijn werking niet had gemist. Op weg naar de fietsen.

Frenk kreeg na de eerste stappen buiten een verbaasde blik over zich heen. “Aardbeving!!!” riep hij, “Waarom slingert de aarde toch zo onder me” gilde hij angstig.” We gingen bijna van ons stokkie van het lachen. Tom pakte Frenk en zei “rustig maar je hebt je rolschaatsen vergeten uit te doen.” Verbaast keek Frenk naar zijn schoenen, “Das nie waar, ik heb ze uitgedaan kijk maar.” “Dan is het toch het bier geweest Frenkie” zei Tom. Onvast vervolgden we de weg naar de fietsen.

We hadden niet allemaal een slot op de fiets, waardoor we genoodzaakt waren de fietsen aan elkaar te koppelen. Nu had Frenk de pech dat twee andere fietsen gekoppeld waren aan zijn fietsslot. Na enig zwalkend zoekwerk vond hij het sleuteltje. En dat was al heel wat. Nu lag het natuurlijk voor de hand, dat een van ons het sleuteltje zou nemen en het slot openmaken, echter dat lieten wij bewust aan Frenk over. We wilden de lol niet missen. Het miezerige kleine sleuteltje wilde maar niet in het slot gaan. Voorovergebogen zag je Frenk langzaam witjes worden en kokhalzend lukte het uiteindelijk. Het lachen was in de omgeving duidelijk hoorbaar, zo bleek de volgende dag.

Eenmaal op de fiets geklommen zette Frenk de trappen in beweging. Plotsklaps maakte zijn onwillige fiets een scherpe draai van 180°, dit kon zijn evenwichtsorgaan niet snel genoeg verwerken en daar lag Frenk voor de eerste keer met zijn beentjes omhoog, iedereen om hem heen met buikpijn van het lachen. “Wat een %^$& fiets, dat ding gaat niet eens rechtdoor” was het commentaar van Frenk. Vol goede moed werd na eerst een stukje lopen, een volgende poging ingezet en ja hoor dat lukte redelijk zonder schade. Op naar de uitgang. Nu was de uitgang voorzien van een slagboom die op dit late uur dicht was. Maar niet voor Frenk, zo dacht hij blijkbaar. Aan de zijkant heb je een smalle opening, zodat je gewoon de slagboom kon passeren. Frenk echter bleef voor de slagboom wachten. Juriaan vroeg of hij wachtte totdat de trein was gepasseerd. Mitch klom van zijn fiets af en liep al Tjoekend langs de slagboom, pikte Frenk op en geleidde hem naar de smalle doorgang.

Na de uitgang klom Frenk half op de fiets, toen Juriaan naast hem kwam staan. Hij had medelijden met Frenk gekregen, teminste dat dachten wij. “Frenk gozert, het is hartstikke donker, rij nou achter mij aan en volg mijn achterlichtje, oké?” “Ja oké, gaan we doen wat lief van je” zei Frenk.

Juriaan zegt; “Kom maar Frenk.” Juriaan stapt op zijn fiets en Frenk er achteraan. Nu is het zo dat het weggetje een afdaling kent van ongeveer tien meter hoogte verschil met aan beide zijden hoog gras en wat struiken. Op zich geen enkel probleem, echter de nacht laat niet zien wat er te zien is. Juriaan reed met Frenk achter hem aan die het lichtje geconcentreerd volgde. Door deze uiting van gefixeerde concentratie merkte Frenk niet op dat Juriaan zich omdraaide en op het uit/aan knopje drukte waardoor pardoes het volglichtje voor Frenk doofde. Frenk stortte blind, bedwelmd en gillend “je lichtje is uit” met zijn benen wijd in een snelle aftocht naar links de weg af. De brandnetels kwamen in zicht en verwelkomde hem liefdevol toen Frenk het weggetje aan de zijkant verliet. Het publiek viel van het lachen ook van hun fiets.

Na enkele minuten te hebben gesparteld werd Frenk weer op de fiets gezet om tien meter verder een boom aan te randen, op te staan, vijf meter te lopen om weer de volgende boom af te werken. Hij gaf het mompelend op. “Waar was dat lichtje nu gebleven Juriaan?” Maar Juriaan en zo ook de anderen konden niets meer uitbrengen. De fiets had Frenk maar afgegeven en ging lopend terug naar de camping. En Frenk had een methode gevonden om goed thuis te komen. Telkens als hij de rechter grasrand had bereikt liep hij naar de linker enz. enz. Het was hilarisch en de nacht kon niet meer stuk. Dit moeten we meer doen en nemen we zeker Frenk weer mee voor de vrolijke noot. Morgenmiddag sjoelen mannen? Oke, neem ik wel een kratje bier mee. Slaap ze.